Gezagsverhouding tussen echtgenoten ligt niet voor de hand

Een man is de enig aandeelhouder en bestuurder van een bv, en is in mei 2022 gehuwd. In november 2024 verlaat hij de echtelijke woning. De echtgenote stelt dat zij sinds 1 mei 2021 voor onbepaalde tijd bij zijn bv in dienst is. Maar was hier nu sprake van een gezagsverhouding?
De vrouw zou gemiddeld 8 uur per week consultancydiensten hebben uitgevoerd tegen een loon van € 650 netto per maand. De man betwist dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst en dat de vrouw arbeid heeft verricht voor zijn bv. In zijn optiek zijn de maandelijkse uitkeringen aan de vrouw gedaan in het kader van een fiscaal en financieel aantrekkelijke constructie. Een belangrijke eerste vraag is daarmee: heeft de echtgenote wel werkzaamheden verricht voor de bv? Volgens de rechtbank heeft zij dit onvoldoende aangetoond; zij kon geen voorbeelden overleggen van door haar gegeven adviezen of door haar gecontroleerde teksten.
Loon
Er is pas sprake van loon als de betaling aan te merken is als een tegenprestatie voor bedongen arbeid. Over de € 650 was geen loonheffing verschuldigd; een fiscaal gunstige manier om het gezinsinkomen maandelijks te verhogen. Volgens de kantonrechter maken levenspartners/echtelieden wel vaker gebruik van zo’n fiscale constructie. Maar dat wil niet zeggen dat er daarmee dan sprake is van overeengekomen loon.
Gezagsverhouding niet aannemelijk
De kantonrechter vond een gezagsverhouding hier niet voor de hand liggen. De vrouw heeft die onvoldoende aangetoond. Zij heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat ze opdrachten van de bv kreeg. Ook ontbraken afspraken over de werktijden, vakanties, etc. Hieruit blijkt volgens de kantonrechter voldoende dat er geen gezagsverhouding bestaat tussen partijen. De tussen partijen overeengekomen rechten en verplichtingen kwalificeren niet als arbeidsovereenkomst. Desondanks moet de bv nog wel een loonstrook over november 2024 verstrekken.
Dit is weliswaar een uitspraak over het arbeidsrecht, maar voor de loonheffingen zal de beoordeling en uitkomst hetzelfde zijn. Vooral voor de werknemersverzekeringen speelt deze discussie vaak. Uit de feiten en omstandigheden volgt dat deze afwijken van die bij een werknemer die geen familie is. Op grond van die overheersende familierelatie ontbreekt een gezagsverhouding en is er geen sprake van verzekeringsplicht.