Nieuwsbrief
Alleenstaande-ouderenkorting vanaf 2024 ook via werkgever
Voor werknemers die de AOW-leeftijd hebben bereikt, behoort ook de alleenstaande-ouderenkorting tot het bedrag van de loonheffingskorting. Met ingang van 2024 kunnen voor het eerst ook werkgevers deze heffingskorting toepassen.
Vanaf 2024 is de Sociale Verzekeringsbank dus niet langer de enige partij die de heffingskorting kan toepassen, maar mag élke werkgever of uitkeringsinstantie dit doen. Uw werknemers zullen schriftelijk aan u moeten doorgeven of zij kiezen voor toepassing van de loonheffingskorting door de SVB of door u. Uw werknemers kunnen hiervoor bijvoorbeeld het model ‘Opgaaf gegevens voor de loonheffingen’ gebruiken.
De alleenstaande-ouderenkorting is een heffingskorting voor een werknemer/uitkeringsgerechtigde, die:
- voor het gehele kalenderjaar of een deel daarvan een AOW-uitkering voor een alleenstaande heeft of daar recht op heeft;
- in het kalenderjaar geen of een gedeeltelijke AOW-uitkering voor een alleenstaande heeft, omdat hij/zij vóór de AOW-leeftijd in het buitenland woonde, of omdat hij/zij vanwege geloofsovertuiging gemoedsbezwaard is en daarom geen (volledige) AOW-uitkering heeft opgebouwd;
- een AOW-uitkering voor gehuwden krijgt, maar niet meer samenwoont. Bijvoorbeeld omdat de partner in een verzorgingstehuis woont.
Doe een extra check bij nieuw personeel
Neemt u nieuw personeel in dienst? Vraag dan na twee maanden – na indiensttreding – uit of zij wellicht een SFB (Structureel Functioneel Beperkt)-status hebben. De financiële consequenties kunnen aanzienlijk zijn als u dit nalaat.
Waarom is het stellen van deze vraag belangrijk? Na instroom in een Ziektewet- of een WIA-uitkering mag het UWV de toegekende uitkeringen aan deze (ex)-werknemers niet toerekenen aan de (middelgrote/grote) werkgever. Het gaat hier over de gehele of gedeeltelijke toerekening van de uitkeringen over maar liefst 10 jaar! De toerekening van de uitkeringen hangt af van de omvang van de organisatie; deze vindt alleen plaats bij middelgrote en grote organisaties.
Onderverdeling
Voor 2024 is de onderverdeling als volgt: de loonsomgrens voor klein/middelgroot is € 942.500 en voor middelgroot/groot € 3.770.000. Valt u in de categorie middelgroot? Dan wordt een deel van de uitkering (het gedifferentieerde deel) toegerekend, wat toeneemt zodra de loonsom stijgt. Boven de loonsom van € 3.770.000 (grote werkgever) wordt de uitkering – in principe – in zijn geheel toegerekend. Toch zit ook daar een maximum aan. Voor de no-risker’s geldt een uitzondering. Zij kunnen niet worden toegerekend, maar sinds 1 januari 2022 geldt hiervoor een extra voorwaarde.
Voorbeeld
Paul is langdurig ziek en ontvangt na 2 jaar een WIA-uitkering (80 – 100%). Paul is een Wajong’er, voor wie een levenslange no-risk geldt. Zodra Paul uitviel, claimde zijn werkgever de loonkosten bij het UWV. Zo kon de werkgever gedurende de 104 weken ziekte alle loonkosten terugvorderen – een voordelige regeling dus! Zijn werkgever is een middelgrote werkgever met een loonsom van
€ 1,5 miljoen. Normaliter verhaalt de Belastingdienst de uitkering – deels – bij deze werkgever. Maar de Belastingdienst mag de instroom van Paul niet meerekenen vanwege de no-riskpolis. Dit is dus extra interessant, want de werkgever heeft: a) geen loonkosten bij ziekte gehad; en b) géén toerekening voor 10 jaar. Rekent de Belastingdienst toch toe? Dan moet er bezwaar worden ingediend.
Extra voorwaarde
Sinds 1 januari 2022 mag de Belastingdienst wél no-risk’ers toerekenen. Wat is er veranderd? Vóór de instroom in een uitkering moet gebruik zijn gemaakt van de no-risk. Vraag het recht op een no-risk dus altijd uit, anders laat u mogelijk veel geld liggen. Het is dus goed opletten!
Wat moet u weten over de overgang naar het minimumuurloon?
Sinds 1 januari van dit jaar is het Wettelijk minimumloon gewijzigd in het Wettelijk minimumuurloon. Ook de minimumjeugdlonen zijn gewijzigd in een minimumjeugduurloon. De overgang levert in de praktijk veel vragen op!
Het minimumuurloon bedraagt voor een werknemer van 21 jaar en ouder € 13,27. De hoogte van het minimumjeugduurloon hangt af van de leeftijd. Kreeg een werknemer vorig jaar het minimumloon bij een werkgever met een Normale Arbeidsduur (NAD) van 40 uur per week? Dan had deze werknemer een lager uurloon dan een werknemer die het minimumloon verdiende bij een 36-urige werkweek. Met ingang van dit jaar is deze ongelijkheid opgeheven door de gemaakte overgang naar het Wettelijk minimumuurloon.
Rekenwerk
Het nieuwe minimumuurloon is gebaseerd op een 36-urige werkweek en vervangt hiermee het ‘oude’ wettelijk minimumloon per maand of vier weken. Per maand moet u zodoende de werkelijk gewerkte uren tegen het minimumuurloon uitbetalen. Betekent dit een einde aan het vaste maandsalaris voor deze werknemers? Het gewerkte aantal uren in een periode, vermenigvuldigd met het wettelijk minimumuurloon, bepaalt het loon van die periode. Aangezien niet elke maand hetzelfde aantal werkdagen telt, zal het maandsalaris schommelen. Een maand met 20 werkdagen betekent bij een 8-urige werkdag een loon van € 2.123,20, terwijl een maand met 23 werkdagen resulteert in een loon van € 2.441,68. Een werknemer zit hier natuurlijk niet op te wachten.
Kennisdocument met voorbeelden
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft het Kennisdocument wettelijk minimumuurloon 2024 opgesteld, met voorbeelden om toch met een ingeschat aantal uren per jaar met een ‘vast’ maandsalaris te kunnen werken. Wie met een vast maandsalaris gaat werken, loopt namelijk al snel tegen de volgende vragen aan: wat als de werknemer halverwege het jaar in dienst treedt, of uit dienst gaat en hierdoor daadwerkelijk meer uren gewerkt heeft dan er verloond zijn? En bij indiensttreding: welk loon spreek je af in de arbeidsovereenkomst?
Let op: vertraagde WIA-keuring leidt gemakkelijk tot terugvordering voorschotten
Het aanvragen van een voorschot – bij vertraging van de WIA-keuring – is bekend. Helaas is de materie vaak complexer dan aanvankelijk gedacht. Hierdoor krijgen sommige (ex-)medewerkers nadien te maken met een vervelende verrekening.
Een greep uit een drietal situaties:
Situatie 1
Na de vertraagde behandeling is er geen WIA of WW-recht (meer), omdat de duur van de WIA (LGU-periode) en de WW-periode al is opgesoupeerd. De medewerker komt dan in een bijstandsuitkering terecht of meteen in de WIA-vervolguitkering, met een terugval in inkomen. Voorbeeld: de werknemer vraagt een voorschot aan (bijv. € 2500).
De werknemer heeft een arbeidsverleden opgebouwd voor een uitkeringsduur van 6 maanden voor de WW, wat gelijk is aan het loongerelateerde WIA-deel. Het UWV is 7 maanden te laat, waardoor de uitkeringsduur voor zowel de WW als de WIA (lgu) met één maand is verstreken. Daarna stroomt de werknemer meteen de bijstand in en bij de WIA krijgt hij alleen een vervolguitkering. De bijstand (voor een alleenstaande € 1225) en de vervolguitkering zijn lager dan het voorschot (€ 2500). De werknemer ontving daardoor een te hoog voorschot.
Situatie 2
Het verstrekte voorschot (bijvoorbeeld € 2500) is hoger dan het uiteindelijke recht op WW of de WIA (bijvoorbeeld € 2300). Stel, de werknemer vraagt en krijgt een voorschot van € 2500 voor 4 maanden, terwijl nadien de hoogte van de WW of de WIA € 2300 blijkt te zijn. Dan heeft de werknemer 4 x € 200 = € 800 te veel ontvangen.
Situatie 3
Bij de aanvraag van een voorschot verrekent het UWV het inkomen dat de werknemer op dat moment verdient. Wat nu als de werknemer zijn uren verder uitbouwt? Stel dat de werknemer werkt en nog € 1000 per maand verdient. Het voorschot wordt daarmee verrekend en hij ontvangt nog € 1500 aan voorschot. Achteraf blijkt dat de werknemer zijn uren verder heeft uitgebouwd en € 400 per maand extra verdient. De vertraging is 3 maanden. De medewerker heeft dan 3 x € 400 = € 1200 meer verdiend. Het toegekende voorschot is te hoog, omdat het UWV is afgegaan op de eerste verdiensten.
In de eerste en tweede situatie vindt geen terugvordering plaats, maar in de derde situatie wél. Houd er rekening mee dat het UWV zich hier niet altijd goed aan houdt. Waakzaamheid blijft daarom geboden.
Heeft u vragen over deze onderwerpen? Neem dan contact op met de adviseurs van Fiscaris.